Bedrijfsobjecten bedrijfsvoering
Deze figuur is ook beschikbaar als download.
Naam | Definitie |
---|---|
Activum | Een bezitting waarvoor het belangrijk is de waarde te administreren. |
Alumnus | Een deelnemer die gediplomeerd is. |
Apparaat | Een fysiek rekenmiddel waar artefacten op geïnstalleerd kunnen worden en worden uitgevoerd. |
Applicatie | Een systeem dat zijn inhoud verbergt en zijn functionaliteit beschikbaar stelt via een verzameling van interfaces. |
Autorisatie | Het toegangsrecht van een identiteit tot een gegevensobject, bestand of dienst. |
Bedrijfseis | Een gewenste eigenschap van de organisatie. |
Begroting | Een overzicht van te verwachten inkomsten en uitgaven binnen een bepaalde periode of voor een bepaald project met als doel tot een financiele afstemming te komen tussen de wensen en de mogelijkheden. |
Beoordeling | Een beoordeling van het functioneren van een medewerker. |
Configuratie-item | Een component die deel uitmaakt van de organisatie en die expliciet beheerd dient te worden vanuit service management perspectief. |
Contact | Een contact tussen individuen dat relevant is voor de bedrijfsvoering. |
Crediteur | Een individu of organisatie die een vordering heeft bij de instelling op basis van een overeenkomst voor het leveren van producten of diensten aan de instelling. In de praktijk meestal een leverancier of opdractnemer. |
Debiteur | Een individu of organisatie die een verplichting heeft aan de instelling op basis van een overeenkomst voor het leveren van producten of diensten door de instelling. In de praktijk meestal een deelnemer of opdrachtgever. |
Dienstbetrekking | De rechtsbetrekking tussen werkgever en werknemer zoals vastgelegd in een arbeidsovereenkomst. |
Digitale identiteit | In een systeem vastgelegde formele (contractuele of juridisch geldige) relatie tussen een natuurlijk persoon en de instelling. Deze resulteert in een instellingsgebonden identiteit, zoals student, medewerker, docent, onderzoeker. |
Externe medewerker | Een medewerker die geen dienstbetrekking heeft bij de onderwijsinstelling. |
Formatieplaats | Eenheid van geplande arbeidstijd. |
Gebouw | Vrijstaande, overdekte en geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten toegankelijke ruimte, die direct of indirect met de grond is verbonden. |
Individu | Een mens. |
Inkomende betaling | De betaling van een debiteur aan een onderwijsinstelling. |
Inkoopcontract | Bindende afspraak tussen onderwijsinstelling en een leverancier rondom het leveren van producten of diensten. |
Interne medewerker | Medewerker die in dienst is bij de onderwijsinstelling. |
Investering | Een opoffering in geld, tijd of mankracht (personeel) ten behoeve van een bepaald doel dat (of opbrengsten die) pas in de toekomst wordt (worden) behaald. |
Journaalpost | Vastlegging van een financiële gebeurtenis in gestandaardiseerde vorm waarbij wordt aangegeven welke grootboekrekeningen voor welk bedrag debet en welke grootboekrekeningen voor welk bedrag credit geboekt moeten worden. |
Kostenplaats | Een afgebakende eenheid waaraan kosten kunnen worden toegerekend. |
Leverancier | Een organisatie die producten of diensten levert. |
Medewerker | Een individu die werkactiviteiten uitvoert in opdracht van een onderwijsinstelling. |
Medewerkercompetentie | Geeft inzicht in de geschiktheid en inzetbaarheid van een medewerker op basis van competenties die binnen de taakstelling zijn gedefinieerd. |
Melding | Een klacht, wens of vraag die expliciet door de organisatie moet worden behandeld. |
Organisatie | Een bedrijf, instelling of overheidsorganisatie |
Ruimte | Een onderdeel van een gebouw waarin een activiteit kan plaats vinden. |
Systeemsoftware | Een software-omgeving voor specifieke componenten en objecten die erop geïnstalleerd worden in de vorm van artefacten. |
Uitgaande betaling | De betaling van een onderwijsinstelling aan een crediteur. |
Verplichting | Een plicht om iets te betalen. |
Voorwerp | Een object dat door individuen kan worden gebruikt. |
Vordering | Het recht van een individu op het uitvoeren van een betaling door een andere individu op grond van een afspraak. |
Werkactiviteit | Een activiteit van een medewerker die voortvloeit uit een dienstbetrekking. |
Werkorder | Een opdracht voor het uitvoeren van een werkactiviteit. |