Ondersteunen studentmobiliteit

Dit hoofdstuk beschrijft hoe onderwijsinstellingen het voor studenten makkelijker kunnen maken om vakken bij andere instellingen te volgen en deze te integreren in hun eigen examenprogramma. Het hoofdstuk start met een beschrijving van wat studentmobiliteit is, waarna het ingaat op de gewenste processen en informatievoorziening.

Studentmobiliteit

Studentmobiliteit definiëren we als: het door een student volgen van onderwijs bij meerdere instellingen gericht op het behalen van een waardedocument. Naar verwachting zal studentmobiliteit in de toekomst toenemen [9]. Een belangrijke katalysator hiervoor is de toename van online onderwijs (zoals Massive Open Online Courses) dat drempelverlagend kan werken om elders te studeren. Anderzijds is er een ontwikkeling dat instellingen (delen van) opleidingen gezamenlijk ontwikkelen en organiseren.

Studentmobiliteit is niet nieuw; we kennen het omzwaaien, het inschrijven op minoren en het volgen van een tweede studie aan een andere instelling met het bewijs betaald collegegeld. De huidige processen, informatiestromen en applicaties zijn echter sterk instellingsgeoriënteerd waardoor studenten de nodige obstakels kunnen ondervinden om elders onderwijs te volgen. Dit maakt studentmobiliteit niet onmogelijk, maar bemoeilijkt het wel. Voor de gewenste situatie is het gebruikersperspectief – en dan vooral van de student – de leidraad.

Instellingen maken zelf de keuze of ze hun onderwijs willen openstellen voor meer deelnemers dan studenten die reeds een opleiding bij hen volgen, bijvoorbeeld door het inzetten van online onderwijs. Andersom kunnen instellingen ook onderwijs dat elders wordt georganiseerd of gegeven ‘inkopen’ en incorporeren in de eigen examenprogramma’s. We onderscheiden twee vormen van mobiliteit:

  • Studentgestuurde mobiliteit: studenten kiezen onderwijseenheden buiten de instelling waar zij voor de opleiding ingeschreven staan of afstuderen. De student maakt daarbij gebruik van onderwijs (zowel on- als offline) dat al wordt aangeboden door een andere instelling. Dit (externe) onderwijs wordt geaccepteerd door de instelling waar de student afstudeert.
  • Georganiseerde mobiliteit: een aantal instellingen heeft voor een of meerdere opleidingen een gezamenlijk (deel van het) curriculum ontwikkeld, waarbij de verschillende onderdelen van het gezamenlijke deel telkens door een van de deelnemende instellingen wordt gegeven. De studenten van de deelnemende instellingen volgen het gezamenlijke deel van het programma bij de betreffende onderwijsgevende instelling, maar studeren af bij de eigen instelling.

Processen

Het proces voor studentgestuurde mobiliteit is weergegeven in Figuur 1. Het proces start met het opzetten en ontwikkelen van extern aangeboden onderwijs en het ontsluiten van informatie erover. Dit kunnen minoren zijn, maar ook individuele onderwijseenheden (vakken). Vervolgens gebruiken studenten deze informatie om zich te oriënteren op het onderwijs dat zij elders willen afnemen, waarbij ondersteuning vanuit de thuisinstelling kan worden geboden door begeleiders. Als de student een keus heeft gemaakt dan zal er een akkoord van de examencommissie van de thuisinstelling noodzakelijk zijn. Idealiter is dit een geautomatiseerd proces. Vervolgens kan de student zich inschrijven op het specifieke extern aangeboden onderwijs. Het onderwijs wordt aangeboden door de gastinstelling. Voor de toetsing en de vaststelling van het resultaat kan echter ook een rol zijn weggelegd voor de thuisinstelling.

Hoofdstuk4 figuur1.png
Figuur 1 Proces voor studentgestuurde mobiliteit

Voor georganiseerde mobiliteit (zie Figuur 2) verloopt het proces ongeveer hetzelfde. Het onderwijs zal echter gezamenlijk moeten worden ontwikkeld. De processtappen voor oriëntatie en akkoord verkrijging door de student zijn niet nodig omdat de thuisinstelling dit reeds verzorgd heeft. Het onderwijs zelf wordt ook deels door de thuisinstelling uitgevoerd.

Hoofdstuk4 figuur2.png
Figuur 2 Proces voor georganiseerde mobiliteit

Informatievoorziening

Om de geschetste processen rondom studentmobiliteit mogelijk te maken is er informatievoorziening nodig. Daarbij zullen de studentinformatiesystemen van thuisinstelling en gastinstelling gegevens moeten uitwisselen over onder meer het onderwijsaanbod, de student (deelnemer) en de resultaten. Er zijn belangrijke voordelen in het ondersteunen van studenten met een landelijk uitwisselingssysteem. In een dergelijk systeem hebben studenten zicht op het landelijke aanbod van minoren en onderwijseenheden die instellingen die participeren. Dit voorkomt dat studenten zelf moeten gaan zoeken bij verschillende instellingen. Via een inschrijfportaal kunnen zij het onderwijsaanbod over instellingen heen inzien en zich inschrijven. Een dergelijk landelijk uitwisselingssysteem bevat alleen het onderwijsaanbod van instellingen die participeren, en alleen het onderwijs dat zij willen aanbieden aan studenten buiten hun instelling. Het bevat dan ook geen volledige landelijke onderwijscatalogus.

Hoofdstuk4 figuur3.png
Figuur 3 Gewenste informatievoorziening

Figuur 3 geeft visueel weer hoe de applicaties met elkaar zouden moeten samenwerken om studentmobiliteit te ondersteunen en welke gegevens ze daarbij zouden moeten uitwisselen. Bij de gegevensstromen is een verwijzing opgenomen naar de processtap zoals beschreven in de vorige paragraaf.

Idealiter zijn deze gegevensstromen geautomatiseerd en zijn er koppelvlakken gedefinieerd en beschikbaar in studentinformatiesystemen om deze te ondersteunen. Het uitwisselingssysteem kan deze gegevensstromen ondersteunen middels een component voor berichtenverkeer dat berichten van en naar instellingen verstuurt. Kies op Maat is een initiatief dat voor een belangrijk deel een invulling geeft aan het geschetste landelijk uitwisselingssysteem. Alleen de belangrijkste informatiestromen zijn in de figuur weergegeven; uitwisseling van gegevens t.b.v. onderlinge verrekening is bijvoorbeeld niet opgenomen.

Essentiële vragen

Studentmobiliteit is een onderwerp dat veel impact heeft op de processen en informatievoorziening van instellingen en vraagt daarom het maken van belangrijke beleidskeuzes. Tabel 1 geeft een overzicht van vragen waarop visie en beleid zal moeten worden geformuleerd door instellingen. Het is duidelijk dat instellingen hier hele verschillende keuzes in kunnen maken.

Studentgestuurde mobiliteit Georganiseerde mobiliteit
  • Welke minoren of onderwijseenheden worden extern aangeboden?
  • Hoe wordt informatie over het externe onderwijsaanbod kenbaar gemaakt?
  • Worden er voor externe studenten separate onderwijsactiviteiten ingepland?
  • Wordt uitwisseling van studenten financieel verrekend met andere instellingen?
  • Welke middelen krijgen externe studenten beschikbaar? (bijv. bibliotheek, printen)
  • Wordt de bestaande identiteit van de externe student gebruikt of krijgt hij een extra identiteit bij de gastinstelling?
  • Welke impact heeft studentmobiliteit op de benodigde capaciteit van voorzieningen?
  • Voert de gastinstelling of thuisinstelling de toets uit?
  • Stelt de gastinstelling of thuisinstelling het resultaat vast?
  • Welke eisen worden gesteld aan het externe onderwijs en de resultaten daaruit?
  • Welke instelling is verantwoordelijk voor het onderwijsprogramma?
  • Welke onderwijseenheden worden door de betrokken instellingen verzorgd?
  • Hoe wordt kwaliteitszorg van het totale onderwijsprogramma geborgd?
  • Hoe worden kosten onderling verdeeld en verrekend?
  • Bij welke instelling schrijft een student zich in?
  • Welke digitale leer en werkomgevingen worden gebruikt?
  • Hoe worden de roosters over de instellingen heen op elkaar afgestemd?
  • Op welke lokatie wordt het onderwijs verzorgd?
  • Welke instelling voert de toets uit?
  • Welke instelling stelt het resultaat vast?
  • Welke instelling bewaart de werkproducten van studenten?
  • Welke instelling bewaart het waardedocument?

Tabel 1 Essentiële vragen voor instellingen rondom studentmobiliteit

Streefbeeld

Voorgaande is gebaseerd op een doorgroei vanuit de bestaande werkwijzen tussen de instellingen. Als we echter ontwikkelingen zoals internationalisering en online onderwijs doorextrapoleren en redeneren vanuit de behoefte van de mobiele student dan zou de wereld er idealiter anders uit zien. Idealiter kan de mobiele student volledig transparant over alle onderwijsinstellingen heen studeren. Ook zou buitenlands- en online onderwijs moeten kunnen worden geïntegreerd in het examenprogramma. De mobiele student wil kunnen zoeken in een landelijke onderwijscatalogus, waarin al het onderwijsaanbod te vinden is. De mobiele student wil niet geconfronteerd worden met meerdere identiteiten en applicaties; hij wil het liefst een geïntegreerde digitale leer- en werkomgeving voor al zijn onderwijs. Na het afronden van zijn opleiding wil hij zijn eigen dossier en portfolio meenemen zodat hij dat als hij later in zijn leven nog onderwijs gaat volgen kan hergebruiken. De toekomst zal leren in hoeverre dit streefbeeld ook werkelijkheid wordt. Instellingen kunnen stappen in deze richting zetten door hun visie en beleid onder de loep te nemen en te participeren in initiatieven om tot gemeenschappelijke uitwisselingsstandaarden te komen.